Wanneer de jonge, vrijgevochten Frieda Tendeloo op een late wintermiddag in 1963 de dichtgevroren Waal op stapt, wacht haar een ontmoeting die ze nooit meer zal vergeten. Tussen de ijsschotsen op de witte rivier ontmoet ze de getrouwde Otto. Ze beleven een liefde die onstuimig begint, maar noodlottig eindigt. Haar leven lang houdt ze haar herinneringen hieraan voor zichzelf.
Tot Frieda op 81-jarige leeftijd plotseling weer alleen is. En het verzwegen verdriet zich onontkoombaar aan haar opdringt. Pas dan durft ze op zoek te gaan naar wat ze is verloren.
Jaap zelf over Schemerleven:
“Deze roman komt voort uit een gedicht dat ik ooit schreef voor overleden, ongedoopte kinderen die tussen 1950 en 1980 werden weggenomen bij de bevalling en stiekem begraven moesten worden, naamloos in ongewijde grond. Dat gedicht werd op een bankje geplaatst bij een monument in Nijmegen. Bij de onthulling kwamen er tientallen vrouwen die dit hadden meegemaakt en er nog nooit over hadden gesproken, zelfs niet met hun eigen man, ook niet als het hun gezamenlijk kindje was.”